Bamako, maart 2014
Deze keer een ongebruikelijke Malimail: een reisverslag. Door de langdurige politieke en militaire
crisis, ben ik al tweeëneenhalf jaar niet naar Bandiagara en Endé gegaan. De rust is enigszins
teruggekeerd en samen met mijn dochter Rosanne, dokter in opleiding, neem ik de bus om te
kijken hoe het ervoor staat. Het wordt een bijzondere reis, waar we twee hanen aan overhouden.
We gaan eerst naar Endé.
Al jaren komen er geen toeristen meer, waardoor ook heel wat inkomsten zijn weggevallen. Ik vrees voor wat we te zien krijgen. Amadou verwelkomt ons. We maken gelijk een ronde door de wijk en begroeten alle vrienden en oude bekenden en vooral heel veel kinderen. We lopen elk met aan iedere vinger een kind. En de ouders roepen Amagère! Japo Japo! Wees welkom en veel dank! En noemen mij ‘De moeder van alle kinderen’.
Het is heerlijk weer hier te zijn en deze keer extra speciaal omdat Rosanne mee is.
Tot mijn verrassing zijn er overal tuinen aangelegd. Veel uienteelt, maar ook sla, aubergines,
tomaten, overal zie je kleine lapjes bewerkte grond.
Water is schaars, maar door het graven van putten of het aanleggen van kleine dijken is er na
het regenseizoen nog enkele maanden water beschikbaar. Een omheining is onontbeerlijk omdat
anders het vee zich volvreet met de jonge aanplant. Men behelpt zich met oude muskietennetten
of zakken. De crisis heeft veel armoede en ellende gebracht maar de mensen ook inventief
gemaakt.
We besteden een hele dag aan het bezoeken van de scholen, de dorpsoudsten en het dorpshoofd
en het veldhospitaal waar ik zes jaar geleden vrijwilligster was. Het is goed om te horen dat
sinds Malikanu hier ieder jaar de schoolkinderen van schoolspulletjes voorziet, vrijwel alle
kinderen naar school gaan. Gevolg is wel dat de school uit zijn voegen barst en er in Endéwo een
klein gebouwtje van leem en stro is neergezet om alle kinderen te kunnen herbergen.
’s Avonds wordt er op het ritme van de tamtam speciaal voor onze komst gedanst in het schijnsel
van de maan. We worden hartelijk bedankt, ook onze vele donateurs in Nederland en Frankrijk.
Om hun dank te onderstrepen, krijgen we twee grote hanen.
Bandiagara
We arriveren stoffig en moe bij Timothée in Bandiagara. Er wacht ons een feestelijk maal van
sla, frites, tomaten, vers brood en een heerlijk gebakken kippetje. Timothée heeft veel te
vertellen over z’n projecten en zijn werk.
Behalve wij, logeert er ook een van de meisjes uit het project bij hem. Een kind nog, van een jaar
of veertien. Ze is bij hem omdat ze in de buurt van het ziekenhuis moet blijven. Ze is net
bevallen van een flinke jongen, maar met een keizersnee. Ze komt uit een van de verafgelegen
dorpen en haar moeder is bij haar. De bedoeling is dat ze terug naar school gaat zodra ze weer
is opgeknapt. Als het meisje de steun van de familie heeft, lukt dat in de regel wel.
Bijna alle meisjes die in het project van Malikanu deelnamen, zijn op school gebleven. Samba nam
deel in de eerste groep in 2009. Zij was toen veertien jaar en kreeg haar tweede baby. Uit de
grond van haar hart beloofde ze toen dat dit haar niet meer zou overkomen. Ze heeft inmiddels
een diploma voor kraamverpleegster/hulpvroedvrouw gehaald en werkt nu in het ziekenhuis in
Bandiagara. Timothée is trots op haar.
We constateren dat er na vijf jaar ook veel minder meisjes zo jong onbedoeld zwanger raken.
Dat komt door de enorme inzet van Timothée om dit thema steeds weer bespreekbaar te maken.
Met onder andere de materiele hulp van Malikanu ondersteunen we dit project. Een groot
succes! Overigens heeft de teloorgang aan toerisme hier een gunstig neveneffect: veel jonge
gidsjes op scooters, de potentiele vaders, zijn weggetrokken.
We bezoeken een medisch centrum in een naburig dorp. De vroedvrouw zelf is ziek en de dokter
is een vrijwel niet opgeleide verpleegkundige. Maar hij gaat met veel ervaring en enthousiasme
te werk! Hij geeft ons een uitgebreide rondleiding. Alles is opgeruimd en redelijk schoon voor
zover dat gaat in zo’n stoffige omgeving. De vrouwen uit het dorp kunnen er bevallen, er is een
behandelkamer, een vaccinatieprogramma en een spreekuur voor ondervoede kinderen. Zijn taak
is te behandelen wat in z’n vermogen ligt en anders de patiënt zo snel mogelijk naar het
ziekenhuis in Bandiagara te transporteren. Dan moet hij weg om nog een zieke te bezoeken.
Rosanne, opgeleid in een Frans ziekenhuis, kijkt haar ogen uit.
We bezoeken in het een dorpje een meisje dat niet zwanger meer is maar toch aan het project
van Bandiagara gaat deelnemen. Het is een dorpje van zo’n duizend inwoners, op een winderige
open vlakte op rotsige bodem. Timothée heeft ons al over haar verteld. Hij is een vrij emotionele
man en houdt het nauwelijks droog als hij vertelt over haar leven. Fatoumata Tapily woont met
haar moeder en twee nog kleine kinderen in dit dorpje. De vader is overleden. Toen Fatoumata
klein was werd ze bedolven onder het dak van de hangar waarbij ze haar linkerbeen verloor.
Onlangs raakte ze zwanger. Ze kwam in aanmerkingen voor het project van Timothée. Ze was
overigens zeer ongelukkig met deze zwangerschap. Uiteindelijk kreeg ze een miskraam, maar
door haar bijzondere omstandigheid kan ze toch deelnemen.
We worden ontvangen bij een klein huisje, op een klein erf. In de hoek staat een overblijfsel van
wat ooit een invalidenfiets was. De moeder is een mooie vrouw maar de zorgen overschaduwen
haar schoonheid. Fatoumata loopt met een kruk. Eerst is ze erg verlegen, maar dan vertelt ze
over school en over hoe ze zich vaak alleen voelt als alle kinderen spelen en zij aan de kant zit op
het schoolplein. Moeder staat overal alleen voor: gewassen telen, naar de markt gaan, verkopen,
de huishouding. Huishouding is in dit geval veel werk, want er komt bijvoorbeeld niets uit de
kraan.
Timothée kent in dit dorpje meer families die hebben meegedaan of nu nog in het project zitten.
Het is hoopvol om te zien dat het goed met ze gaat.
We verlaten Bandiagara en Endé uiteindelijk weer met tassen vol spulletjes die we gekregen en
gekocht hebben: allerlei beelden, doeken en potten. En die doos met twee dikke hanen. Iedereen
in Afrika reist toch met dieren? Er kunnen 24 geiten op het dak van een busje, honderden
kippen langszij en twee schapen op een motor. Dus dan kunnen wij toch best onze twee hanen
meenemen, zou je denken.
De bus vertrekt om vijf uur ‘s morgens. We smokkelen de hanen mee in de bus, want eigenlijk
mag het niet in deze bus. Het advies luidt: Geef ze geen drinken want dan gaan ze dood. De
hanen staan in het middenpad achterin, vlak bij de airco. Alles gaat prima, want zolang het
donker is slapen ze. Als ze nu maar niet gaan kukelen want dan verraden ze zichzelf.
Het wordt licht. De hanen zijn onwaarschijnlijk rustig. Ze zullen toch niet...nee hoor, ze bewegen
nog als ik de doos schud. We hebben een reis van tien uur voor de boeg en het zal behoorlijk
warm worden. We hebben onze hoop op de airco gevestigd. Na een enorme stofwolk komt er
beweging in het rooster en er komt een fikse hoeveelheid warme lucht uit. En daarna nog veel
meer warme lucht.
Ik schuif de doos stiekem een beetje naar voren, weg van deze enge hete luchttoevoer. Ik begin
hem nu toch wel te knijpen. Wat te doen bij bijna-dood. De chauffeur vragen even te stoppen
voor een noodslachting? Heeft er iemand een mes bij zich? Is er een dierenarts in de bus?
Het is inmiddels duidelijk dat de airco het niet doet en ook niet zal gaan doen. We controleren
steeds vaker door een van de ruime luchtgaten of ze het nog doen. Ik durf het plakband niet los
te trekken van de doos omdat ik nog altijd vrees dat ze dan zullen ontsnappen. Rosanne heeft
het ook warm. Zij redt zich maar, als de hanen het maar niet opgeven! En het wordt alsmaar
heter, de zon staat hoog aan de hemel en onze hanen beginnen behoorlijk te stinken.
Rosanne stelt tijdens een plaspauze voor de doos open te doen en dan, als ze dood zijn ze maar
in hun doosje langs de weg achter te laten. Ik zou me dood schamen. Een haan is hier niet wat hij
in Europa is, gewoon een lekker boutje. Deze hanen zijn geschonken door de dorpsoudsten van
Endé, als dank voor de activiteiten van Malikanu. Ze hebben hun mooiste dieren uitgezocht. En
verder heb ik ze nodig op mijn landje in Bamako, als fokhaan.
We kijken in de doos: ze zijn niet dood, ze leven nog! De reis gaat verder. Soms kijken we wel
iedere tien minuten, want ze worden wel slapjes. Uiteindelijk laat ik het maar los, je kunt toch
niks doen.
Als we Bamako binnenrijden stinken ze enorm en wil ik er niets meer mee te maken hebben.
Eenmaal uit de bus, blijken ze nog te leven! Eenmaal thuis, klappert eentje even met zijn
vleugels, blaast zich weer op en probeert met het strootje om zijn poot toch nog trots weg te
lopen. De ander moet wel even bijkomen van de reis. Wij ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten